1 Sam. 3, 3b-10.19
Joh 1, 35-42
Het is vandaag de tweede zondag van de gewone tijd van
het jaar. De gewone tijd is de tijd na Kerstmis
waarin de kerk terug haar wekelijks ritme opneemt om te luisteren naar de woorden
van Jezus. Ja, luisteren naar het woord van God is erg belangrijk. Het verandert ons, maakt ons betere
mensen.
Wij zijn een beetje zoals die jonge Samuel in de eerste
lezing. Hij wordt door God geroepen,
maar het duurt een hele tijd voor hij doorheeft dat het God is die hem
roept. Samuel kan er eigenlijk niet zo
goed aan uit, hij hoort wel een stem die zijn naam roept maar hij denkt dat het
Eli is. Samuel is wel al op de juiste
plek om de stem van God te kunnen horen, weten jullie nog waar hij zich bevindt? Ja, hij is in het heiligdom van de Heer -dicht
bij de plek waar de ark van God stond.
Die ark waarmee Noach gered wordt, samen met zijn familie en van elk
dier een paar, een mannetje en een vrouwtje.
Weten jullie nog hoe dat verhaal juist ging?
Samuel is dus op de plek waar de ark bewaard werd en hij
hoort zijn naam. Eerst gaat hij naar Eli
omdat hij denkt dat die hem roept. Maar na
de derde keer is het de oudere Eli die als eerste snapt dat het God zelf is die
Samuel roept. En hij zegt tegen Samuel
dat hij terug moet gaan slapen en als hij de stem opnieuw hoort, dat hij dan moet
zeggen: Spreek, uw dienaar luistert.
Elke christen moet antwoorden zoals Samuel op de roep van
de Heer. Maar om die stem die roept te
kunnen horen moeten wij het stil maken in ons hart. Zo vaak horen wij alleen de luide stemmen van
de televisie of van de mensen om ons heen.
Als we naar de kerk komen, het huis van God, kunnen we proberen de stem
van God te horen, in de woorden die tot ons gesproken worden.
En vandaag brengt het evangelie ons op de oever van de Jordaan,
waar Johannes aan het dopen is. Wat wil
dat zeggen voor ons, op die oevers van de Jordaan staan? Het betekent kerstmis niet bekijken als een
feest dat voorbij is zodat we verder kunnen leven zoals ervoor.
Aan de oever staan, zoals Johannes, betekent blijven
uitkijken naar de komst van Jezus, nu niet meer als een klein kindje, maar als
een volwassen man die veel te zeggen heeft voor ons leven. Johannes blijft trouw naar de Jordaan gaan en
elke dag doopt hij daar mensen. Maar
deze dag is een bijzondere dag, want hij ziet Jezus voorbijkomen.
Johannes herkent Jezus onmiddellijk en zegt: Daar is het
lam van God.
Aan die oever stonden 2 leerlingen, waarvan één iemand
een bekende is voor ons. Wie heeft er
gehoord wie het was? Inderdaad, het was
Andreas. En Andreas is de broer van
Petrus.
Andreas hoort Johannes de doper zeggen dat Jezus het lam
van God is en hij besluit hem te volgen.
Ze beginnen Jezus te volgen, van op een zekere afstand. Jezus draait zich om en vraagt hen: ‘Zoeken
jullie iets?’ Belangrijk is dat het
Jezus is die zich omkeert en als eerste de leerlingen aankijkt.
De leerlingen verlangen naar een nieuw leven voor
zichzelf en voor de anderen en vragen aan Jezus waar hij verblijft. Ze willen Jezus opnieuw zien, hem volgen, bij
hem blijven. Ze hebben begrepen dat hij hun
leven écht kan veranderen.
De leerlingen hebben door dat ze niet langer alleen moeten
blijven, dat Jezus een gezel voor hun leven is.
Andreas gaat zijn broer Simon halen, want hij wil dat deze ook het geluk
zou vinden. Hij zegt tegen zijn broer: “Wij hebben de Messias - dat
vertaald betekend: de Gezalfde - gevonden” en hij neemt zijn broer mee tot bij
Jezus.
Ieder van ons heeft zoals Petrus iemand nodig die hem tot
bij Jezus brengt, tot bij God. Alleen red
je het niet. Zoals de jonge Samuel die
Eli nodig heeft om de woorden van God te begrijpen, zo heeft ook Simon zijn
broer Andreas nodig die hem de weg toont naar Jezus.
Andreas heeft op zijn beurt Johannes de Doper nodig om te
begrijpen dat Jezus de messias is. Iedereen
heeft iemand anders nodig in zijn leven.
Ook wij hebben mensen nodig die ons begeleiden op onze spirituele
en menselijke weg, onze ouders, de priester, de mensen in de kinderliturgie,
een broer of zus.
Op de vraag van de leerlingen antwoordt Jezus: Kom mee en
je zult zien. Jezus legt niet meteen
alles uit, hij vraagt de leerlingen om Hem te beginnen volgen, om op weg te
gaan met Jezus. Hij weet dat de
leerlingen zijn woorden niet meteen zullen begrijpen, dat ze tijd nodig hebben
om beetje bij beetje meer te begrijpen, zoals ook wij week na week een beetje
beter de woorden van het evangelie leren begrijpen.
Het woord van Jezus moet doorgegeven worden, want anders
gaat het verloren. Laten wij zoals Samuel
dicht bij de Heer blijven, elke week naar Zijn woorden komen luisteren. Laten wij ons hart openen voor Zijn Woord en
andere mensen tonen dat Jezus volgen mooi is.